Home Surname List Name Index Sources Email Us |
Tenth Generation
414. Jan BASTIAANS
was born on 27 May 1917 in Rotterdam, ZH, NL. He died on 31 Oct 1997
in Warmond, ZH, NL. He was a psychiater. BASTIAANS,
Jan (1917-1997)
Bastiaans, Jan, psychiater (Rotterdam 27-5- 1917- Warmond (Z.H.) 31-10- 1997).Zoon
van Jan Bastiaans, leraar, en Cornelie Carolina Henriette Nina Tengbergen. Gehuwd
op 28-7-1944 met Helena Visser (geb. 1908). Uit dit huwelijk werden 2 zoons en
1 dochter geboren.
Jan Bastiaans was de enige zoon van vier kinderen in een remonstrants gezin in
Rotterdam, waar zijn vader werkzaam was als hoofd van een lagere school. Na diens
benoeming tot directeur van een meisjeslyceum in Hilversum verhuisde het gezin
naar het Gooi. Op latere leeftijd terugblikkend op zijn ouderlijk milieu, heeft
Bastiaans altijd het idealisme van zijn vader - die onder andere actief was in
de Vereeniging voor Volkerenbond en Vrede - genoemd als een factor die hem blijvend
heeft beïnvloed.
Na zijn middelbare school schreef Bastiaans zich op 24 september 1936 in als
student geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was actief in het
verenigingsleven en sloot zich na de Duitse inval aan bij het studentenverzet.
Hij moest zijn activiteiten echter beperken toen hij in het najaar van 1942 aan
een verkeerde medische behandeling een stijf rechterbeen overhield. Wat de precieze
verzetsactiviteiten van Bastiaans inhielden, is onduidelijk, maar zijn anti-Duitse
opstelling noodzaakte hem tegen het einde van de bezetting een korte periode
onder te duiken.
De laatste oorlogsjaren moeten ook in andere opzichten veelbewogen zijn geweest.
In juli 1944 trouwde Bastiaans met de negen jaar oudere verpleegster Helena Visser.
In december van dat jaar beviel zij van een tweeling. Ook ging hij in psychoanalyse
bij de psychiater Jeanne Lampl-de Groot, een leerlinge van Sigmund Freud.
De problemen met zijn been beïnvloedden niet alleen Bastiaans' verzetscarrière,
maar ook zijn professionele loopbaan. Zijn eerste keuze, de chirurgie, moest
hij laten varen omdat hij daarvoor niet lang genoeg achtereen kon staan. Ook
zijn grote lengte speelde hem parten. Na zijn artsexamen op 29 augustus 1945
werd hij assistent in het Amsterdamse Wilhelmina Gasthuis bij de internist J.J.
Groen, de grondlegger van de psychosomatiek in Nederland, en koos hij voor een
specialisatie in de psychiatrie.
Hierdoor kwam Bastiaans al in 1946 in aanraking met voormalige leden van het
verzet die door invaliditeit, ziekte of psychische nood in moeilijkheden waren
geraakt. In verband met hun aanvragen voor buitengewoon pensioen verrichtte hij
op verzoek van de betrokken instanties zo nu en dan psychiatrische observaties.
Ook begon Bastiaans met de psychiatrische behandeling van deze groep. Naar zijn
ervaring was gesprekstherapie voor veel oorlogsslachtoffers onvoldoende om de
traumatiserende ervaringen aan de oppervlakte te brengen. Om bij hen een doorbraak
te bewerkstelligen maakte hij al snel op kleine schaal gebruik van zogeheten
narcoanalyse. Bij deze behandelingsmethode kreeg de patiënt een licht slaapmiddel
ingespoten, waardoor hij eerst in slaap viel en vervolgens nog korte tijd in
een soort halfslaap verkeerde, waarin hij ongeremd van alles vertelde.
Vanaf 1951 zette Bastiaans zijn werk voort als hoofdassistent van de psychiatrische
universiteitskliniek in het Wilhelmina Gasthuis, waar hij vervolgens werd benoemd
tot afdelingshoofd en in 1961 tot chef de clinique. Tot 1955 bleef hij voor een
deel van zijn werktijd nog verbonden aan de psychosomatische werkgroep van Groen
- diens invloed zou altijd in zijn werk aanwezig blijven. Naast de psychosomatiek
vormde de psychoanalyse een tweede bron van inspiratie. In 1954 werd Bastiaans
benoemd tot directeur van het Psychoanalytisch Instituut in Amsterdam, een functie
die hij negen jaar zou uitoefenen. Zijn onderzoek bij oorlogsslachtoffers zette
hij intussen voort. Dit leidde op 31 januari 1957 tot een promotie aan de Universiteit
van Amsterdam op het proefschrift Psychosomatische gevolgen van onderdrukking
en verzet. Hierin deed Bastiaans verslag van zijn onderzoek bij een grote
groep ex- verzetsdeelnemers die sinds de bevrijding medisch waren gekeurd. Een
klein deel van hen ontving ook psychiatrische behandeling, meestal psychotherapie,
soms gecombineerd met narcoanalyse of medicijnen. De resultaten hiervan, zo concludeerde
Bastiaans, waren over het algemeen teleurstellend.
Na deze ervaring zette Bastiaans in 1961 een nieuwe stap toen hij begon met het
gebruik van LSD ter ondersteuning van de psychotherapeutische behandeling. Deze
therapie - verklaarde hij - liet onderdrukte angst, woede en haat in volle intensiteit
naar boven komen. Ten gevolge van die herbeleving verminderden de klachten en
de nachtmerries waarmee overlevenden kampten en ging de oorlog meer tot het verleden
behoren. Tijdens zijn verdere loopbaan is Bastiaans zich blijven bezighouden
met het complex van klachten en problemen dat mede door zijn toedoen bekend werd
als het 'KZ-syndroom'. Met alle facetten van dit syndroom - diagnose, verschijningsvormen,
verloop - heeft Bastiaans zich beziggehouden, maar het bekendst werd hij door
zijn bemoeienis met de behandeling ervan.
Per 1 januari 1964 aanvaardde Bastiaans het ambt van hoogleraar in de psychiatrie
aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Daarmee werd hij tevens directeur van de
psychiatrische universiteitskliniek, de Jelgersmakliniek in Oegstgeest. Het centrum
van de behandeling van oorlogsslachtoffers kwam hierdoor in Oegstgeest te liggen,
zeker wat het gebruik van LSD betreft. De toepassing van dit niet ongevaarlijke
hallucinogene middel in de psychiatrische praktijk was in de loop van de jaren
zestig steeds meer omstreden geraakt en werd zelfs verboden toen LSD in 1966
in de Opiumwet werd opgenomen. Voor Bastiaans werd echter een uitzondering gemaakt.
Op dat moment genoot de 'methode-Bastiaans' buiten de kring van direct betrokkenen
nog nauwelijks bekendheid. Dit veranderde toen begin 1972 grote commotie ontstond
over de eventuele vrijlating van de drie Duitse oorlogsmisdadigers die hun straf
uitzaten in de gevangenis van Breda. De effecten van dit voorstel op de geestesgesteldheid
van de overlevenden kwamen hierbij al snel op de voorgrond te staan. In de hitte
van het debat werd op 26 februari 1972 de documentaire Begrijpt u nu waarom
ik huil? (1969) op de televisie uitgezonden. Deze film, die Bastiaans samen
met de cineast Louis van Gasteren had gemaakt, volgde een ex-verzetsman tijdens
zijn LSD-therapie onder leiding van Bastiaans en was oorspronkelijk bedoeld als
voorlichtingsfilm voor hulpverleners. De documentaire maakte op vele kijkers
diepe indruk.
De publieke discussie over 'de drie van Breda' markeert een omslag in het maatschappelijke
klimaat rond oorlogsslachtoffers. De erkenning van hun leed werd nu in alle toonaarden
bepleit, wat mede tot uitdrukking kwam in de bouw van een specifieke behandelkliniek
voor oorlogsslachtoffers. Bastiaans was hier altijd een warm voorstander van
geweest. Bij de voorbereidingen van wat het Centrum '45 zou gaan heten, was hij
dan ook nauw betrokken. Niet voor niets werd dit gebouwd op een terrein naast
de Jelgersmakliniek. Tot zijn grote ongenoegen werd hij echter geen directeur,
omdat de universiteit hem niet toestond deze functie te combineren met zijn leiding
over de Jelgersmakliniek. Daarbij kwam dat er tussen Bastiaans en het bestuur
van het Centrum '45 grote verschillen van inzicht ontstonden over de wijze van
behandeling. Toen het centrum in 1973 uiteindelijk geopend werd, stond Bastiaans
volledig buiten spel.
Dit conflict was niet het enige dat een schaduw wierp over het hoogleraarschap
van Bastiaans. In zijn eigen staf rommelde het geregeld, en met de faculteit
en de universiteit raakte hij verwikkeld in een slepende affaire over de nieuwbouw
van het academisch ziekenhuis en de plaats die de psychiatrische kliniek daarin
zou moeten innemen. Ook over zijn onderwijs deden zich hoogoplopende conflicten
voor met collega's en studenten. Dit alles had tot gevolg dat Bastiaans zich
meer en meer terugtrok in zijn vesting: de dependance van de Jelgersmakliniek
waar de particulier verzekerde patiënten werden opgenomen en behandeld,
bijgenaamd 'de Villa'.
Hoe omstreden Bastiaans in zijn eigen universitaire omgeving ook was, als expert
op het gebied van de behandeling van getraumatiseerde oorlogsslachtoffers genoot
hij een enorme reputatie. Hij schreef tientallen artikelen en congresbijdragen
en claimde in therapeutisch opzicht goede resultaten. In woord en geschrift getuigde
een aantal ex-patiënten daar ook van. Om in bredere kring begrip te kweken
voor de slachtoffers van oorlog en vervolging verscheen in 1975 het boek Allemaal
rottigheid, allemaal ellendevan de journalist Wim Wennekes. Hierin wordt
nauwgezet de LSD-behandeling door Bastiaans van het toenmalige socialistische
Eerste-Kamerlid Eibert Meester beschreven. Ruim een jaar na verschijning van
het boek kwam echter aan het licht dat de heldhaftige verzetsdaden en gruwelijke
ervaringen in Duitse gevangenschap die Meester in therapie opnieuw zou hebben
doorleefd, volledig waren verzonnen.
De positie van Bastiaans was inmiddels zo goed als onaantastbaar, en deze pijnlijke
affaire schaadde zijn reputatie dan ook nauwelijks. Vooral door het voormalig
verzet werd 'Papa Bas' op handen gedragen. Bastiaans was een charismatisch figuur,
die een deel van zijn patiënten blijvend emotioneel aan zich wist te binden
en zelf graag voedsel gaf aan het idee onmisbaar te zijn voor hun psychisch welzijn.
Bastiaans maakte lange werkdagen; patiënten in crisis stonden dagelijks
bij hem thuis op de stoep of belden hem op vreemde uren op. Ook het leven van
zijn vrouw - zijn drie kinderen waren inmiddels volwassen - stond op die manier
volledig in het teken van zijn werk.
Vanaf de tweede helft van de jaren zeventig ging Bastiaans zijn inzichten ook
toepassen op andere groepen van getraumatiseerden, zoals slachtoffers van marteling,
incest en verkeersongevallen. Specifieke gebeurtenissen, zoals de treinkaping
in het Drentse Wijster en de gijzeling van het personeel van het Indonesische
consulaat in Amsterdam, beide door Molukse jongeren in december 1975, voorzag
hij van commentaar. Bastiaans publiceerde hierover in 1979 Psychologisch onderzoek
naar de gevolgen van gijzelingen in Nederland(1974- 1977), trad op als beleidsadviseur
en was op de televisie een veelgevraagde deskundige. Ook internationaal genoot
zijn werk grote belangstelling.
Aan de Leidse universiteit bleef Bastiaans intussen het middelpunt van conflicten.
Hoewel hij in de medische wereld steeds geïsoleerder was komen te staan,
wist hij zich telkens weer gesteund door een intensieve lobby vanuit het voormalige
verzet en door zijn contacten aan het hof, in het bijzonder met prins Bernhard.
Dit maakte het vrijwel onmogelijk hem beperkingen op te leggen, ondanks groeiende
twijfel op het ministerie van Volksgezondheid en bij de Inspectie over zijn manier
van werken.
De conflicten rond Bastiaans bereikten een publicitair hoogtepunt bij zijn afscheid.
Zijn vertrek als directeur van de Jelgersmakliniek, op 31 december 1982, was
met veel ruchtbaarheid omgeven, omdat hij, ondanks eerder gemaakte afspraken,
weigerde vrijwillig te vertrekken. Na zijn eervol ontslag bleef Bastiaans nog
in functie als hoogleraar en mocht hij tevens in zijn 'Villa' patiënten
blijven opnemen en behandelen. Toen de datum van zijn emeritaat naderde, ontstond
opnieuw beroering met publiciteit en Kamervragen. De gezamenlijke verzetsorganisaties
wisten te bereiken dat eind maart 1985 de Tweede Kamer een motie aannam die bepaalde
dat Bastiaans na zijn vertrek als hoogleraar per 1 juni 1985 zijn unieke werk
moest kunnen voortzetten. Na veel moeite werd Centrum '45 bereid gevonden tot
1 januari 1987 de verantwoordelijkheid voor de 'Villa' over te nemen en Bastiaans
als medicus onderdak te verlenen. Een neerslag van zijn denken op het gebied
van psychosomatiek en traumaverwerking verscheen in deze tijd in de bundel Isolement
en bevrijding(1986).
Kort na Bastiaans' emeritaat besloot de regering - op advies van de Gezondheidsraad
- dat zijn behandelmethode niet mocht worden voortgezet, omdat wetenschappelijk
bewijs voor de werkzaamheid ervan ontbrak. Hij mocht echter in zijn lopende behandelingen
LSD blijven gebruiken. Een poging van Bastiaans de effectiviteit van zijn methode
met behulp van patiëntendossiers nader te laten onderzoeken liep in 1987
uit op een fiasco, omdat de driehonderd beloofde dossiers - op een handvol uitzonderingen
na - onvoldoende gegevens bevatten. Bastiaans' tanende reputatie kreeg hierdoor
een gevoelige klap. Desondanks wist hij zijn verblijf in Centrum '45 nog met
een jaar te verlengen. Op 1 januari 1988 viel voor hem definitief het doek.
Ook nadien bleef Bastiaans buiten de officiële psychiatrie nog therapieën
geven met behulp van allerlei bewustzijnsverruimende middelen, waarbij hij steeds
verder in de marge verzeild raakte. Zo leidde hij geheime sessies in een hotel
in Oegstgeest om te experimenteren met het middel ibogaïne als afkickmiddel
voor drugverslaafden. In 1994 kwam tijdens een dergelijke sessie een vrouw om
het leven. Bastiaans moest zich verantwoorden voor het medisch tuchtcollege en
werd gedwongen zijn praktijk neer te leggen. Zijn gezondheid was toen al slecht.
Hij stierf in 1997 op tachtigjarige leeftijd.
Jan Bastiaans bekleedde in zijn leven tal van (ere)functies in Nederlandse en
internationale verenigingen en ontving verscheidene binnen- en buitenlandse onderscheidingen.
Na de Duitse bezetting was hij niet de eerste die aandacht schonk aan de langdurige
psychische en psychosomatische nawerking van oorlogs- en kampervaringen. Hij
was wel de eerste die hier een heel oeuvre aan wijdde en zich zijn hele werkzame
leven lang met de problematiek heeft beziggehouden. Bastiaans gaf in brede kring
bekendheid aan het KZ-syndroom en legitimeerde daardoor de klachten en moeilijkheden
waar veel oorlogsslachtoffers mee kampten. De emotionele betekenis die zijn werk
en zijn persoon voor velen van hen hebben gehad, staat buiten kijf. De wetenschappelijke
betekenis van zijn werk is daarentegen omstreden. Gesteund door een invloedrijke
achterban heeft Bastiaans nooit enige verantwoording af hoeven te leggen over
zijn toepassing van LSD, waardoor het wetenschappelijk fundament voor de methode-Bastiaans
tot op heden ontbreekt.
A: Persdocumentatie betreffende J. Bastiaans en Eibert Meester in het Nederlands
Instituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam; archief-J. Bastiaans bij de
Stichting ICODO (Informatie- en Coördinatieorgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen)
te Utrecht.
P: Lijst van publikaties van prof.dr. J. Bastiaans [1947-1986]', in J. Bastiaans,
Isolement en bevrijding(Amsterdam 1986) 145-155. Na 1986 verschenen er
nog enkele inleidingen en artikelen van zijn hand.
L: Interview door Bibeb, in Vrij Nederland, 5-9-1970; interview door A.J.
Heerma van Voss, in Haagse Post, 25-12-1976; interview door H.J. Oolbekkink,
in Haagse Courant, 21-11-1981; interview door Hetty Nietsch, in Trouw,
interview door 5-2-1983; interview door Ischa Meijer, in Vrij Nederland,
19-1-1985; H.G.M. Rooijmans, 99 Jaar tussen wal en schip. Geschiedenis van
de Leidse Universitaire Kliniek(1899-1998) (Houten [etc.] 1998); S.A.M. Snelders,
LSD en de psychiatrie in Nederland(Amsterdam 1999); Gerda Jansen [e.a.],
''Papa Bas en de oorlogstrauma's. Psychiater Jan Bastiaans', in Andere
Tijden. Onder redactie van Ad van Liempt (Amsterdam [etc.] 2000) 161-168;
Bram Enning, Het geheugen van Meester. Een reconstructie en een analyse [Doctoraalscriptie
Universiteit van Amsterdam, 2001]; Annet Mooij, 'De langste schaduw. Het denken
over psychische oorlogsgevolgen', in Binnenskamers. Terugkeer en opvang na
de Tweede Wereldoorlog. Onder red. van Conny Kristel (Amsterdam 2002) 261-291.
Op 7 mei 2000 wijdde de NPS/VPRO een uitzending aan het werk van J. Bastiaans
in het televisieprogramma Andere Tijden, onder redactie van Ad van Liempt.
Haagse Courant, 1-11-1997.
Annet Mooij
Op te nemen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 05-09-2003
Jan BASTIAANS and Helena VISSER were married on 28 Jul 1944.100 Helena VISSER was born in
1908. |